Better sleep (measurement) in pediatric oncology

Kinderen met kanker en hun ouders zijn at risk voor slaapproblemen. Stress, symptomen van de
maligniteit en bijwerkingen van behandeling hebben een negatief effect op slaap. Goed slapen
bevordert juist fysiek en mentaal herstel. Vroege opsporing van slaapproblemen is daarom
belangrijk. Hiervoor zijn valide meetinstrumenten en betrouwbare referentiewaarden nodig. Het
eerste deel van mijn proefschrift heeft daarom als doel het meten van slaap te verbeteren. We
hebben de betrouwbaarheid en validiteit van de PROMIS (Patient Reported Outcomes
Measurement Information System) Sleep Disturbance en Sleep-Related Impairment item banken
onderzocht in ruim 1000 gezonde adolescenten. Deze item banken bleken goede
psychometrische eigenschappen te hebben, maar slaap niet als één construct in adolescenten te
kunnen meten. Dit laatste is wel nodig om computerized adaptive testing mogelijk te maken.
Daarom stellen wij een modulaire aanpak voor, waarbij slaap in verschillende constructen (o.a. in
slaap vallen, slaap hygiëne) op te delen, met leeftijd specifieke items per construct. Daarnaast
was het doel om voor het gebruik van accelerometers referentie waarden voor kinderen te
genereren door middel van een meta-analyse (n = 83 studies, uitkomsten van 9068 gezonde
kinderen). De heterogeniteit bleek te hoog om data betrouwbaar samen te voegen, een studie
specifieke controle groep blijft voor nu daarom de meest betrouwbare optie. In de toekomst
moet er meer uniformiteit in onderzoek met accelerometers komen.
In het tweede deel wordt gekeken naar associaties met slaap binnen de kinderoncologie.
Enerzijds onderzochten we de invloed van infuuspomp alarmen op slaap, bij kinderen die
opgenomen waren voor chemotherapie (n = 19, 2-17 jaar) en hun ouders (n = 30). Ouders
sliepen slechter in het ziekenhuis, maar we zagen geen directe invloed van alarmen op slaap
kwantiteit en tevredenheid over slaap in kinderen of ouders. Anderzijds bekeken wij de relatie
tussen slaap problemen en cognitief functioneren in kinderen na een hersentumor (n = 82, 8-18
jaar), omdat zij op beide vlakken at risk zijn. Wij vonden een associatie tussen beide, wat
impliceert dat het verbeteren van slaap ook positief effect op de cognitie kan hebben. Kortom,
om slaap binnen de kinderoncologie te verbeteren, adviseren wij vermindering van nachtelijke
verstoringen (geluid, licht, controles) in het ziekenhuis en het systematisch monitoren van slaap

problemen gedurende en na behandeling. Hierbij is extra aandacht voor slaap vereist bij
kinderen met cognitieve problemen.